Waar is Agatha Christie?
Na een laatste bergpas, verliet ik de centrale hooglanden en volg nu de
kust. Het is kerstdag. Het regent dat het giet als ik Mui Ne verlaat. Dat is
een populair vakantieoord. Vooral Russen strijken hier neer, leid ik af uit de
tweetalige opschriften in veel winkels en kraampjes. Ik zie de rode duinen en
wat later de prachtige witte duinen van achter het met regen bespatte vizier
van mijn motorhelm. Soms ruik ik vissaus, die in deze regio en masse
geproduceerd wordt. Een goeie 80km noordwaarts ligt Co Thach. Een klein dorpje
op een soort kaap gelegen. Ik ga eerst mijn bagage afzetten in het hotel. Het
is een recent hotel dat nog ruikt naar beton. Het lijkt erop alsof ik hier
alleen ben. Ik laat mijn motorfiets achter en ga te voet verder.
De hoofdstraat zit vol hotels. Zo van die typische Vietnamese familiehotels
gericht op binnenlandse toeristen. Ik loop de straat uit, tot op het strand. De
weg is afgezet met mobiele kraampjes. Allemaal leeg. Hoe dichter ik bij het
strand kom, hoe dichter de verschillende logementen op elkaar volgen, maar ook
hoe slechter ze eruitzien. Vergane glorie is niet de juiste term. Vergaan wel,
maar dit lijkt nooit glorie geweest te zijn. Golfplaten afdakjes, betonnen
bankjes, plastieken stoelen, kamertjes in een soort hangars. Niet echt
aantrekkelijk. Het regent nog steeds wat het nog mistroostiger maakt. Overal
hangen uithangborden voor eten, maar er zijn geen toeristen. Behalve ik dan. Ik
snap niet wat deze plek (ooit) zo populair maakte. Er is hier geen kat, maar
misschien is dat in de zomer anders?
Na een simpele maaltijd besluit ik de andere kant van de kaap te verkennen. Waar aan de ene kant tientallen hotels zijn, zie ik hier honderden vissersbootjes en mandbootjes in het water. Dit is het vissersdorp. Kleine huisjes, vrouwen zitten te keuvelen. Er wordt aan netten gewerkt. Een gedenkteken voor dorpsgenoten die sneuvelden in een confrontatie met de Fransen. Ik verlaat het dorp om tot de punt van de kaap te lopen. In de duinen liggen twee kleine pagoda’s. De kustlijn ligt vol plastiek en afval. Maar de rotsen zijn prachtig.
’s Avonds verlaat ik met grote honger het hotel. Waar ga ik avondeten vinden? De toeristen die ik een uur geleden zag bij de grote pagode van Co Thach, zijn in hun bus vertrokken. Ik weet intussen zeker dat ik alleen ben in mijn hotel. Maar het lijkt alsof ik ook de enige toerist ben in deze straat vol hotels. Het is donker geworden. De hoofdstraat lijkt nu echt een scene voor een moordverhaal.
De kraampjes zijn dicht. De plekken waar vanmiddag lunch werd verkocht
ook. Maar daar zie ik plots licht aan het eind van de straat. Er staat een
nieuw kraam en heel wat tafeltjes en stoeltjes. In het kraam zijn borden
uitgestald. Een bord met oesters. Een bord met zeeslakken. Een bord met inktvis.
Je kiest een bord en mevrouw maakt het voor je klaar. Heel simpel, met wat
limoen, koriander en pinda’s op smaak gebracht. Maar wat een feest, daar kan de
rat die onder de tafels heen en weer loopt, niets aan veranderen. Het is
kerstdag.
Reacties
Een reactie posten