Buchara, baden in het verleden

 

For the English version, click here

Terwijl de trein de steppe doorkruist, staar ik uit het venster en kan ik me de karavanen voorstellen die eeuwen geleden kostbaarheden en inzichten uitwisselden tussen het Oosten en het Westen. Ik ben op weg naar Buchara, een Oezbeekse stad op de zijderoute. Een oase in het midden van de steppe. Ik ben nog onder de indruk van de pracht en de geschiedenis van Samarakand, een andere stad hier in Oezbekistan. Een parel, waar Alexander de Grote al met veel lof over sprak.

Het is mistig als ik in Buchara aankom. Het station is net als de andere die ik al zag in dit land een staaltje van bombastische Sovietarchitectuur. Het is nog een eind naar de stad zelf. Want toen de Russen in 1888 de Trans-Kaspische spoorlijn aanlegden was er zoveel protest van het lokale bestuur, dat het station 10km buiten de stad werd gebouwd.

Het is mistig en grijs. De zandkleurige gebouwen van Buchara vormen een soort eenvormige massa, waarin de blauwe tegeltjes waarmee de ingangspoorten van de madrassa’s en moskeeen bekleed zijn, accenten leggen. De historische gebouwen uit de 15de en 16de eeuw zijn minder gerestaureerd dan die in Samarakand, maar de stad vormt meer een geheel. Ik sta onder de koepels van de markthallen. Ik kijk met bewondering naar het metselwerk van het Ismail Samani mausoleum dat zo kunstig is uitgevoerd dat het lijkt of de muren gevlochten zijn. Het gebouw uit de 10de eeuw overleefde de plunderingen en vernielingen van de opeenvolgende heersers omdat het bedekt raakte met zand en dus verdween.

Van al dat stappen word ik moe en ik besluit de Kunjak Hammam te bezoeken, een 16de eeuws badhuis. Ook dit gebouw ligt onder het straatniveau. Ik stap door het lage deurtje en kom via een trap in een soort living, met een indrukwekkende zoldering. Rechts ligt een vrouw op een stretcher te slapen. Voor me is een wand met houten kastjes waarop hier en daar een nummer te zien is. In het midden staat een tafel, op een rood tapijt. Ja, ik kan eerst naar het toilet. Ik moet een stoffig binnenplaatsje oversteken. Hurken boven twee planken. Het sanitair is hier ook niet met de tijd meegegaan.

Binnen krijg ik een doek en handdoek toegestopt. De vrouw die me helpt spreekt alleen Tadjiek. Wel, niet alleen, ze spreekt ook Oezbeeks en Russisch, zoals alle mensen hier. Maar geen Engels. Ik begrijp haar gebaren wel. Uitkleden, het doek omknopen en meekomen.

We stappen nog wat trappen af en lopen onder opeenvolgende koepels naar een ruimte waar het warm en vochtig is. Het enige licht komt binnen via een klein gat in het midden van de koepel. Er ligt een jong meisje op de warme vloer. Een oudere vrouw is zich aan het wassen. Ze vraagt af en toe hulp aan het jonge meisje. Ik word afgespoeld met warm water, geschrobd en weer gespoeld. Het water pletst in het rond. Heerlijk. Ik word meegenomen naar een andere ruimte waar ik op een soort gemetseld verhoog moet liggen. Massage. Neen, geen Thaise of Zweedse technieken, maar het doet evengoed deugd. Terug naar de badruimte. Ik word weer gespoeld. Een scrub. Weer gespoeld. De vloer word ook afgespoeld en dan mag ik ook op die zalig warme vloer gaan liggen. Het schepje waarmee het water over me heen werd gegooid, dient nu als hoofdsteun. Ik ben intussen alleen in de ruimte. Ik sluit mijn ogen. Ik hoor in de verte de radio spelen, de muziek baant zich een weg in de oude gewelven. De kraan drupt. Af en toe valt er een druppel condens van het plafond naar beneden. Ik denk aan alle vrouwen die hier de voorbije eeuwen hebben gebaad, gegiecheld, verhalen uitgewisseld.

Na de laatste keer afgespoeld te zijn, is er nog een kopje thee met wat zoetigheid. Ik voel me verkwikt.


Reacties

Populaire posts van deze blog

Groen

Binnendringer

Bubbeltjesplastic